Bij kleuters richten we ons (afhankelijk van het probleem) op:
– Het uitbreiden, stimuleren en corrigeren van de verbale taal.
– Het trainen van de basisvaardigheden nodig voor het verwerven van de lees- en schrijftechniek.
– De ondersteuning van de verbale taal richt zich op het uitbreiden en stimuleren van woordenschat, morfologie en zinsbouw. Het sturen van de communicatie is eveneens belangrijk en komt vooral bij kleuters met zwakkere sociale vaardigheden aan bod.
– De training van de basisvaardigheden houdt in dat, naast aanpak van werkhouding, vooral aandacht besteed wordt aan de auditieve functies. Vooral het fonologische bewustzijn is belangrijk bij het leren lezen en schrijven. Dit houdt in dat we veel aandacht besteden aan auditieve discriminatie, analyse, synthese en werkgeheugen. Verder is het ook noodzakelijk dat de begrippen voor het verwerven van de geschreven taal voldoende geïntegreerd en geautomatiseerd zijn. Ook de articulatie is een werkpunt, alle klanken moeten immers correct gevormd worden bij het verwerven van het lezen en schrijven.
Bij kinderen van de lagere school blijven we verder werken aan beide pijlers:
Verbale taal en communicatie: Het is belangrijk dat een kind over voldoende taal beschikt bij het verwerven van oplossingsstrategieën en stappenplannen. Dit is ook een voorwaarde om tot zelfsturing en zelfcontrole te komen. Bij het opbouwen ervan speelt de communicatie ook een belangrijke rol (een kind moet bv. een vraag kunnen formuleren).
Aanpak van hiaten en moeilijkheden op vlak van lezen en spelling. Bij het lezen is niet alleen het verwerven van een goede techniek belangrijk. Vooral het verwerken van geschreven opdrachten of informatie vraagt bij vele kinderen extra ondersteuning.
Het verwerken van de spellingsafspraken moet dikwijls op een andere manier aangebracht worden, rekening houdend met de sterke kanten van het kind (meer visueel of meer auditief).
Zowel bij kleuters als bij kinderen van de lagere school blijft het belangrijk om met de specificiteit van het kind rekening te houden.
Zo proberen we bij kleuters de zwakkere kanten te stimuleren, terwijl we bij de lagere schoolkinderen vertrekken van hun sterke kanten.